
In 2021 stapte ik het onderwijs in. Eerst als onderwijsassistent, op het moment van schrijven als pabo-student en straks hopelijk als gediplomeerd leerkracht. In 'Meester Marijn' neem ik je mee de klas in en vertel ik over mijn avonturen in het onderwijs.
De eerste weken van mijn 'meesterschap' zijn wennen. Überhaupt het feit dat mensen je ‘meester’ noemen en je opeens een voorbeeldfunctie hebt, is een shock. Er ontglippen me soms minder nette woorden op ongepaste momenten, ik kan een lach niet onderdrukken als ik streng moet zijn, ik probeer net zo hard als mijn leerlingen de lesstof te begrijpen en heb moeite met het uitleggen ervan. Wat me wel goed afgaat is het contact met kinderen. Natuurlijk, er zitten boefjes bij die me uitproberen en me flink laten zweten. Er zullen vast ook kinderen zijn die me er liever niet bij hebben, maar ik heb het gevoel dat de meeste kinderen me mogen.
Persoonlijk contact
Naast dat ik ze probeer nieuwe kennis aan te leren, probeer ik ze vooral ook te helpen op persoonlijk vlak. Het is dé reden dat ik voor het vak heb gekozen. Ik wil ervoor zorgen dat de kinderen bij mij een leuke, veilige en vertrouwde schooltijd hebben. Ik wil met ze praten als ze het moeilijk hebben. Ik wil er voor ze zijn als het thuisfront aan puin ligt. Ik wil er alles aan doen om ervoor te zorgen dat ze zich waardig, gesteun en geliefd voelen, omdat ik weet wat het is om die steun te missen op school.
Het zijn de kleine gesprekjes die een zware dag goed maken. Een kind dat vertelt over haar broertje in een rolstoel. Een meisje dat vertelt over een meegebrachte knuffel die nog van haar oma was. ‘Maar die is nu dood.’ Of gewoon over dat ze zin hebben in het slaapfeestje van aankomende vrijdag. Ondertussen bemiddel ik ook in pannakooiconflicten en tennisracketruzies en haal ik hier en daar vechtende jongetjes uit elkaar. Al met al leer ik ze steeds beter kennen en heb ik het gevoel dat ze me accepteren.
Een ijzig stil lokaal
Dit gevoel wordt bevestigd op een gure donderdagmiddag. Het is pas mijn tweede week als onderwijsassistent. De kinderen zijn al naar buiten voor de ochtendpauze als ik terug in de klas kom nadat ik nog snel wat dingen af heb gerond. Ik wil naar mijn stoel lopen om mijn jas te pakken om ook naar het plein te gaan. Maar dan kom ik erachter dat Jazzlyn er nog zit. Ze staart een beetje wezenloos voor zich uit. Alles wijst erop dat er iets mis is. En als er niks wees op 'foute boel', dan was het wel voelbaar. Ik loop haar kant op.
‘Hee Jazzlyn, moet je niet naar buiten?’, vraag ik. Ze slaat haar ogen neer en schudt van nee. Daarna staart ze de leegte nog dieper. ‘Waarom niet? Wil je vertellen wat er aan de hand is?’ Ik sta nu schuin achter haar en sta in mijn tas te frunniken, op zoek naar een koekje. Weer zegt ze niks, maar schudt alleen nee. Ik ben nog steeds van plan om naar buiten te gaan, maar ik kan haar hier niet zomaar achterlaten. Ik twijfel even over wat ik moet doen, dit is weer een totaal nieuwe situatie voor me.
In een fractie van een seconde denk ik: ik kan wel naar buiten willen omdat dat nou eenmaal elke dag zo gaat, maar wat wil zij? Ik hoor mezelf denken in een leeg klaslokaal en verbreek de stilte. ‘Jazzlyn, wil je dat ik je met rust laat, of zal ik bij je blijven?’ Voor het eerst kijkt ze me aan en zie ik haar donkere, droevige ogen boven haar frivole, schattige sproetjes. ‘Hier blijven’, zegt ze zacht, alsof ze bang is de stilte van het verlaten lokaal te ontheiligen.
Ik heb mijn koekje inmiddels gevonden, neem een slok water en ga tegenover haar zitten. ‘Oké, dat is goed.’ Een korte stilte. Kan ik dit wel? Wat moet ik zeggen? ‘Houd je van muziek?’ Ze knikt, terwijl ze mijn voorbeeld volgt en haar broodtrommeltje op tafel tovert. ‘Wat luister je dan?’ Ze opent het trommeltje en pakt er een boterham uit. ‘Ik zing altijd met mijn moeder Surinaamse muziek in de auto.’ Ze kijkt al wat opgewekter.
Jazz
Ik haal mijn telefoon uit mijn broekzak en open Spotify. ‘Laat eens horen.’ Ze staat op en komt naar me toe. Ze heeft pindakaas op haar brood, ruik ik, en ze grist mijn telefoon uit mijn uitgereikte hand. Ze typt wat in en samen luisteren we de komende tien minuten naar trompetten, drums en chaotisch gezang. Niet helemaal mijn smaak, maar ach, je moet wat over hebben voor je leerlingen. Ondertussen praten we wat. Over thuis, over school, over muziek, over haar gescheiden ouders, over haar broertjes en zusjes en over dat ze ‘jazz’ in haar naam heeft vanwege de muzieksmaak van haar moeder. Ik hoor de andere kinderen tot mijn schrik alweer terugkomen. ‘Jazzlyn, wil je nog vertellen wat er aan de hand is?’ Tot mijn verrassing knikt ze en vertelt ze zonder schroom wat haar die dag, die pauze dwars zit. Helaas was het speelkwartier alweer voorbij. Ik moet het gesprek afraffelen en probeer haar nog wat bemoedigende woorden toe te stoppen.
De uren en dagen erna denk ik er veel aan. Dit zijn de momenten waarvoor ik hier ben. Heb ik de juiste dingen gezegd? Heb ik haar kunnen helpen? Hoe kan ik er verder voor haar zijn? Kwam dit snelle einde niet ongeïnteresseerd op haar over? Heb ik het verschil kunnen maken? Heeft ze deze pauze net zo bijzonder ervaren als ik? Ik spreek haar verder niet meer, omdat ik vlak na de pauze naar een andere groep ga. Als ik haar ’s middags tegenkom op de gang, zwaait ze vrolijk naar me. ‘Meester!’ Ik zwaai lachend terug. Haar ogen matchen gelukkig weer met haar sproeten.
Dankjewelstickje
Ik zag Jazzlyn pas de volgende dinsdag weer, maar omdat er natuurlijk gewoon les was, kon ik niet met haar praten. Misschien is ze het alweer vergeten, dacht ik. Maar dat dacht ik verkeerd. Ik neem net een hap uit mijn boterham tijdens de middagpauze, als ze zich naar me omdraait. Ik zit achterin de klas met mijn tafel bij het raam, zij zit met haar rug naar me toe in haar groepje van vijf. Ze strekt haar hand uit met daarin een stokje. Ik kan het stokje eerst niet goed plaatsen, denk aan de LEGO-les van net, maar kom er al snel achter dat het een stukje van een chocoladestick is. Ik neem het aan en eet het op. Ze lacht uitbundig naar me en draait zich weer om.
Het is één van de lekkerste stukjes chocolade ooit. Niet omdat het nou zo’n kwalitatief hoogstandje is, maar vanwege de boodschap die erin ligt. In het stickje zat een dankjewel, omdat ik er die donderdag voor haar was, omdat ik met haar praatte toen ze het nodig had en omdat ze zich gezien voelde in dat eenzame lokaal. Denk ik, je weet het niet zeker, maar zo voelde het wel. Het was voor mij naast een dankjewelstickje ook een bevestigingschocolaatje: je hebt het goed gedaan. Op donderdag laat Jazzlyn me haar pas begonnen dagboek lezen. Ze vertrouwt me.
Reactie plaatsen
Reacties