Meester Marijn #1: Een hartverwarmend welkom

Gepubliceerd op 23 april 2025 om 22:38

In 2021 stapte ik het onderwijs in. Eerst als onderwijsassistent, op het moment van schrijven als pabo-student en straks hopelijk als gediplomeerd leerkracht. In 'Meester Marijn' neem ik je mee de klas in en vertel ik over mijn avonturen in het onderwijs.

‘Hallo, ik ben meester Marijn. Ik ben 23 jaar en ik kom uit Krabbendijke.’ Nerveus sta ik voor groep 7 van basisschool ’t Noorderlicht. Het is voor het eerst van mijn leven dat ik voor een klas sta, spreekbeurten van mijn eigen schoolperiode buiten beschouwing gelaten. Enkele weken eerder kreeg ik te horen dat ik was aangenomen als onderwijsassistent. Een uitgelezen kans om het vak eens te proeven en alvast wat ervaring op te doen. In september 2021 ga ik studeren aan de Pabo. Vanaf de week na de voorjaarsvakantie tot aan de zomervakantie van datzelfde jaar word ik in het diepe gegooid en kan ik kijken of het onderwijs echt wel iets voor mij is.

‘Ik kom op dinsdag, woensdag en donderdag bij jullie en bij groep 5/6 in de klas. Om de juf te helpen, om zelf te leren en om jullie hopelijk veel te leren’, vervolg ik, aangestaard door 26 paar ogen. ‘Maar goed, ik kan wel heel lang over mezelf vertellen, maar dat is misschien wel helemaal niet interessant. Wat willen jullie van me weten?’ Nog voor ik uitgesproken ben gaan er zo een stuk of tien vingers omhoog. Gelukkig, ik was al bang dat ze die rare snuiter voor de klas totaal niet boeiend vonden. De zenuwen gieren nog steeds door mijn lichaam en het angstzweet staat op mijn voorhoofd. ‘Kijk, hij moet ervan zweten’, hoor ik een jongen grinnikend op de eerste rij tegen zijn klasgenoot rechts van hem fluisteren. Ik doe alsof ik het niet gehoord heb en begin kinderen met vragen aan te wijzen.

Het komende kwartier, misschien was het wel een half uur, word ik bestookt met talloze vragen. Ze lijken maar niet op te raken.
‘Wat is je lievelingsdier?’ ‘Ik heb niet zoveel met dieren, maar doe maar een leeuw.’
‘In welke auto rijd je?’ ‘Een Seat Ibiza.’
‘Wat is je lievelingskleur?’ ‘Blauw.’
‘Ben je voor Ajax of Feyenoord?’ ‘Ik ben voor Liverpool, maar vroeger was ik voor PSV.’ Je kunt maar beter op je eerste dag uitgejouwd worden door je klas, dan heb je het maar gehad.
‘Heb je huisdieren?’ ‘Nee, ik had vroeger wel een kanarie. Hebben jullie huisdieren?’ Meteen beginnen meerdere kinderen te vertellen over hun hond, kat, konijn of cavia. ‘Meester, raad eens hoe mijn puppy’s heten!’ Ik moet nog wennen aan mijn nieuwe titel, maar het enthousiasme is aanstekelijk.
‘Hoe oud ben je?’ Niet iedereen blijkt een ster te zijn in luisteren en opletten.

Na de kennismakingsronde in groep 7, die toch echt na een tijdje afgekapt moest worden, sluip ik even later een lokaal verder binnen. Daar zijn 29 kinderen van groep 5/6 bezig met een samenwerkingsopdracht. Vanwege het coronavirus hadden de kinderen maanden thuis gezeten en de combinatieklas hing als los zand aan elkaar. Het had geen enkel groepsgevoel kunnen opbouwen. De samenwerkingsopdracht was dan ook vrij lastig, merkte ik aan het heftige gekakel dat me tegemoet kwam toen ik de deur opende.

Ik keek het even aan en toen de opdracht voorbij was, mocht ik opnieuw voor de klas gaan staan. Dit keer minder zenuwachtig, maar voor het gemak hield ik hetzelfde praatje maar. Ook hier aan interesse geen gebrek. De dag voor deze eerste proefdag zat ik nog in een crisis, omdat ik me afvroeg wat ik wel niet moest gaan doen als bleek dat het onderwijs en ik niet bij elkaar pasten. Natuurlijk zijn er altijd dingen die vervelend zijn of je tegen de borst stuiten. Maar het belangrijkste voor mij is of het contact met de kinderen goed zou zijn. Hoe ouder de dag werd, hoe meer enthousiast ik raakte. Het leek een match te zijn.

De vingers schieten hier misschien nog wel sneller omhoog dan in groep 7. Ik geniet van de vragen van de leerlingen en de interactie die ik met ze probeer te maken door een wedervraag te stellen.

‘Heb je een vriendin?’ ‘Nee, helaas, ik ben nog vrijgezel. Wie van jullie heeft er al wel een vriendje of vriendinnetje?’ Verliefd zijn blijkt veel leuker in groep 5/6.

‘Welke talen spreek je?’ ‘Nederlands, Engels, een paar woorden Duits en Pools.’ ‘Kun je wat in het Engels zeggen, meester? Huh, wat betekent dat?’

‘Wat is je lievelingseten?’ Het antwoord ‘pizza’ wordt met luid gejuich ontvangen.

Eén van de leerlingen heeft opgelet. ‘Hoe weet je eigenlijk onze namen?’ Voor het gemak had ik een lijstje met namen en foto’s gevraagd om alvast te studeren. De kinderen blijken het te waarderen.

Op basis van de foto’s probeerde ik alvast een beetje een inschatting te maken van de kinderen. Dat is de druktemaker, die is rustig, die jongen haalt het meeste kattenkwaad uit, dat meisje is de slimste van de klas. Niels, zo schatte ik in, is één van de populaire jongens. Geen kwajongen, zeker niet, maar wel iemand die bij de baasjes van de klas hoort. Ik bleek achteraf verkeerd te zitten, maar door de voorspelling vooraf verraste en raakte hij me het meest. Terwijl anderen me bestoken met vragen of me vertellen over hun favoriete vakantieland, steekt Niels voor een andere reden zijn vinger op.

‘Ik wilde niets vragen, maar eigenlijk iets zeggen’, zegt het jongetje bijna verlegen. Hij slaat zijn donkerbruine ogen even neer en kijkt me weer aan. ‘Dat mag’, zeg ik, denkend dat ook hij me zijn favoriete vakantieland gaat vertellen. ‘Ik wilde alleen zeggen dat ik denk dat u een hele lieve meester bent.’ Ik ben verbouwereerd en zeg ‘dat is lief, dankjewel, ik hoop het ook’, terwijl ik licht ongemakkelijk snel doorga naar een andere opgestoken vinger, overmand door de vertederende woorden. Terwijl Stefan vertelt dat hij een keer rendieren heeft gezien in Zweden, stroomt mijn hart vol en mijn twijfels weg. Dankzij Niels weet ik het zeker: meester worden, dat is wat ik wil.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.